Vleermuizen
Vleermuizen (orde Chiroptera, ook wel handvleugeligen genoemd) zijn zoogdieren die echt kunnen vliegen (in tegenstelling tot zweven). Hiertoe zijn hun vleugels voorzien van een vlieghuid die tussen de vingers van hun voor- en achterpoten en hun staart zit. Er zijn veel soorten vleermuizen. Sommige zeldzame soorten komen slechts op één enkele locatie voor (meestal een grot). Wereldwijd zijn er ruim 1.100 soorten, waardoor meer dan één op de vijf zoogdiersoorten een vleermuis is.
Vleermuizen zijn door hun gewoonte om in groepen te rusten zeer kwetsbaar. Bij instorting, overstroming en dergelijke kan een hele kolonie worden verwoest. Ook planten vleermuizen zich traag voort. Sommige soorten zijn pas na enige jaren geslachtsrijp, en een worp bestaat vaak uit niet meer dan één jong.
Door de beschadiging van hun biotoop is vleermuisbescherming hard nodig. Goede rustplaatsen overdag (holle bomen) en goede overwinteringsplaatsen, met zeer weinig verstoring, veiligheid voor roofdieren en de mens, en een temperatuur die ‘s winters niet onder het vriespunt zakt, zijn schaars. Gecultiveerde landschappen worden vaak armer aan insecten. Veel vleermuizen hebben om zich te oriënteren ‘corridors’ nodig van heggen of bomenrijen om zich over grotere afstanden te kunnen verplaatsen: ze begeven zich niet graag ver van een peilbaar echobaken. In de Europese Unie zijn alle soorten bij wet beschermd.
Bron: Wikipedia